Inhoud

Basisregels voor invoeren van de hoofdvorm

Door de keuze voor full Network Zone authority control op de tags 100/600/700 in het bibliografische record verschuift het belang van regelgeving over de correcte vorm van persoonsnamen van het bibliografische record naar het authority record. In plaats van telkens opnieuw te moeten oordelen op welke manier de auteursnaam correct moet worden opgenomen in het bib record, volstaat het nu om een correct authority record aan te maken met 1 hoofdvorm met de persoonsnaam zoals we die elke keer zullen overnemen in de bibliografische records. Het authority record wordt vervolledigd met verwijzingstermen (400 en 500) die helpen om het authority record beter opzoekbaar te maken, zowel in Alma (via de F3-functionaliteit) als in Limo.

Verderop volgen specifieke regels voor de verschillende vormen van persoonsnamen die we kunnen aantreffen, maar allereerst zijn er een aantal belangrijke basisregels:

  • Als hoofdvorm wordt gekozen voor de naam waaronder de persoon het meest gekend is. Andere vormen van de naam en andere namen voor dezelfde persoon worden zoveel mogelijk als verwijzingstermen opgenomen om de opzoekbaarheid te maximaliseren. Een aantal specifieke gevallen worden hieronder verder behandeld.

  • De meest volledige naamsvorm wordt, indien gekend, ook steeds in het authority record opgenomen: dat kan als hoofdvorm (als deze naamsvorm ook de meest gebruikte vorm is) of als verwijzingsterm. Initialen van voornamen worden daarbij zoveel mogelijk aangevuld. Om initialen aan te vullen maken we niet alleen gebruik van de documenten zelf of de LOC authority records die we via Alma kunnen raadplegen en kopiëren maar zoeken we desnoods verder in externe bronnen zoals de Virtual International Authority File (VIAF), de International Standard Name Identifier databank (ISNI) en andere referentiebestanden.

  • De hoofdvorm wordt indien mogelijk volgens een vaste structuur genoteerd: Familienaam, Voornaam/Voornamen. Tussen de verschillende delen van de familienaam en tussen de voornamen wordt een spatie geplaatst. Tussen initialen wordt echter geen spatie geplaatst.

  • Om een auteur eenvoudig te kunnen identificeren met een authority record is het belangrijk dat de authority records voorzien zijn van bijkomende informatie, zeker in het geval van homoniemen of erg gelijkende namen. Gebruik daarom de andere subvelden van de tag 100, vooral $$d voor biografische data en $$g voor bijkomende informatie (in het Engels), om het onderscheid tussen verschillende personen duidelijk te maken. In de tag 678 van het authority record kan ook nog meer uitgebreide informatie worden opgenomen. De inhoud van deze tag is niet rechtstreeks zichtbaar in de resultatenlijst van een F3-zoekopdracht, maar kan wel geraadpleegd worden door op de View-knop achter een heading te klikken.

  • Maak maximaal gebruik van de mogelijkheid om LOC authority records te kopiëren naar de Network Zone (via de knop 'Copy to Network') maar zorg er in deze workflow zeker voor dat je de hoofdvorm van het gekopieerde authority record aanpast naar de LIBISnet-regelgeving. Op die manier integreren we de rijkdom van de LOC authority records (vaak vele verwijzingstermen, biografische informatie én systeemnummers) naadloos in ons eigen authority bestand.

  • Wanneer je nieuwe Network Zone authority records aanmaakt, is het aan te raden om niet alleen werk te maken van een correcte hoofdvorm maar meteen ook zoveel mogelijk nuttige verwijzingstermen toe te voegen: gekende pseudoniemen, varianten van de naam in andere talen, ...

Kiezen tussen Seen from (400) en See Also (500)

Zoals alle authority records kunnen ook authority records voor personen twee types verwijzingstermen bevatten.

In 400-tags worden niet-geauthoriseerde vormen van de naam van de persoon opgenomen. Deze zijn enkel bedoeld om de opzoekbaarheid van de persoon (en diens authority record) in Alma én in Limo te verbeteren. Deze termen verwijzen binnen 1 authority record van een niet-gebruikte naamsvorm naar de gebruikte naamsvorm (de hoofdvorm). Er zijn vele redenen om in een authority record bijkomende naamsvormen aan te brengen in 400-tags. In grote lijnen:

  • Wanneer er onduidelijkheid is over de juiste of de te verkiezen schikking van voor- en familienamen: bv. bij Engelse samengestelde namen, bij namen van heiligen of Renaissance-auteurs, ...

  • Bij namen die op verschillende manieren kunnen geschreven worden: bv. Griekse namen die een Griekse en Latijnse spellingvariant hebben

  • Bij auteurs waarvan de naam in verschillende talen bekend is: bv. humanistische auteurs met naam in de volkstaal en in het Latijn

  • Bij Slavische namen waar door de aparte diakritische tekens en spelling en mogelijke transcriptievarianten de naam best in verschillende vormen in het authority record wordt opgenomen.

  • Bij omschrijvende auteursaanduidingen zoals bv. 'geschreven door een Kempense duivenmelker' waarbij de eigenlijke naam van de auteur gekend is.

In het hoofdstuk over bijzondere namen vind je voor vele van deze gevallen meer nauwkeurige regels om te bepalen welke vorm als hoofdvorm wordt opgenomen en welke als 400-verwijzingsterm.

In 500-tags worden andere geauthoriseerde vormen van de naam van de persoon opgenomen. Sommige auteurs zijn bekend (en hebben gepubliceerd) onder verschillende namen. In dergelijke gevallen kunnen er twee (of zelfs meer) authority records worden aangemaakt waarbij deze verschillende gebruikte namen telkens de hoofdvorm zijn. Door in 500-tags de andere gebruikte naam of namen over te nemen worden verwijzingen gelegd tussen authority records. 500-tags komen veel minder frequent voor dan 400-tags. In standaard authority records van personen zijn er twee specifieke gevallen aan te duiden:

  • Bij pseudoniemen van auteurs die zowel onder één of meerdere pseudoniemen als onder hun eigen naam schrijven. In die gevallen wordt voor de eigen naam en voor elk van de pseudoniemen een afzonderlijk authority record gemaakt en verwijzen 500-tags van het ene naar het andere authority record (zie 'Bijzondere namen' voor extra info).

  • Bij collectieve auteursaanduidingen (bv. de gebroeders Grimm) wordt een afzonderlijk authority record aangemaakt voor elk van de leden van het collectief. 500-tags leggen dan verwijzingen tussen de verschillende authority records.

In authority records voor personen met een naam in niet-Latijns schrift komen 500-tags vaker voor.

Het gebruik van de indicatoren

De indicatoren worden in de tags met hoofdvorm en verwijzingstermen in het authority record op dezelfde manier gebruikt als in de tags 100/700 van het bibliografische record. Indicator 2 is altijd blank. Indicator 1 daarentegen wordt gebruikt om aan te duiden wat voor naamtype volgt in $$a van de tag.

Naamtype voornaam - indicator 1 = 0

1. De naam bestaat enkel uit een of meerdere voornamen of uit een voornaam met toevoegingen, hetzij in $$a zelf, hetzij in volgende subvelden, waarbij de voornaam echter vooraan in $$a blijft staan.

Voorbeelden:
• 100 0_ $$a Dorus
• 100 0_ $$a Charles $$b V $$c Holy Roman Emperor $$d 1500-1558

2. De naam bestaat enkel uit initialen. Meestal zal het om verwijzingstermen gaan maar dit kan ook een hoofdvorm zijn indien de initialen niet kunnen aangevuld worden.

Voorbeelden:
• 400 0_ $$a M.D.C. [verwijst naar: 100 1_ $$a De Coutere, Marc]
• 100 0_ $$a M.A.R.C. $$d active 18th century [een verder niet geïdentificeerde 18de-eeuwse auteur]

Naamtype familienaam - indicator 1 = 1

1. De naam in $$a bestaat uit een combinatie van één of meerdere voornamen en een achternaam, waarbij de volgorde wordt omgedraaid zodat de achternaam vooraan staat.

Voorbeelden:
• 100 1_ $$a De Backere, Karel $$d 1962-
• 100 1_ $$a Kempeneers, F.

2. De naam bestaat enkel uit een achternaam.

• 100 1_ $$a Caminotto $$d 19th century $$g Italian composer

Opgelet: bij het overnemen van de hoofdvorm van een authority record in een 700 tag van het bibliografisch record worden de indicatorwaarden niet overgebracht. Je moet dus zelf in het bib record de indicatorwaarden in de tag 700 invullen!

Regels m.b.t. naamtype voornaam

Naam enkel gekend onder voornaam/voornamen

De voornaam of voornamen worden opgenomen in $$a en van elkaar gescheiden door een spatie.

Voorbeelden:
• 100 0_ $$a Albert
• 100 0_ $$a Johannes Paulus

Voornaam met toenaam of vaste toevoeging

De toenaam of vaste toevoeging wordt na de voornaam of voornamen in $$a geplaatst. Tussen elk deel van de naam komt een spatie.

Voorbeelden:
• 100 0_ $$a Stephanus Atheniensis
• 100 0_ $$a Thomas a Kempis
• 100 0_ $$a Albertus Magnus
• 100 0_ $$a Petrus a Sancto Trudone

Voornaam met een rangtelwoord

De voornaam wordt in $$a en het rangtelwoord in $$b geplaatst. Dit subveld wordt enkel gebruikt voor rangaanduidingen van vorsten, hoge adel en pausen.

Voorbeelden:
• 100 0_ $$a Willem $$b IV
• 100 0_ $$a Pius $$b X

Voornamen met titels, predikaten, achtervoegsels, afkortingen van de kloosterorde

De voornaam wordt in $$a gezet en de titels, achtervoegsels en dergelijke in $$c

Voorbeelden:
• 100 0_ $$a Robert $$c 1st count of Gloucester
• 100 0_ $$a Joannes a Cruce $$c O.C.D.

Andere toevoegingen aan een voornaam

Bijkomende informatie over de persoon wordt in de subvelden $$d (biografische data) en $$g (bijkomende info, in het Engels) geplaatst.

Voorbeelden:
• 100 0_ $$a Joannes a Castro $$c O.F.M. $$d -1704
• 100 0_ $$a Nesten $$d 1946-2018 $$g Flemish cartoonist

Regels m.b.t. naamtype familienaam

Enkelvoudige familienaam

1. De familienaam in de eerste naamval vormt het eerste deel en wordt ingevoerd in $$a. Er is 1 uitzondering: bepaalde Latijnse namen in de genitiefvorm zijn patronymica. In dit geval mogen ze niet in de nominatiefvorm worden opgenomen.

Voorbeelden:
• 100 1_ $$a Antonii, Jacobus

Achter de familienaam volgen na komma spatie de voornamen, ook in $$a.

Voorbeelden
• 100 1_ $$a Janssens, Peter
• 100 1_ $$a Mertens, Marcus Johan Ferdinand

Samengestelde familienamen

Een samengestelde familienaam bestaat uit verschillende delen die van elkaar gescheiden worden door een spatie of een koppelteken. Na komma spatie volgen de voornamen.

Voorbeelden:
• 100 1_ $$a Servan-Schreiber, Jean-Jacques
• 100 1_ $$a Thompson Davison, Archibald

Familienamen met voorvoegsels

Familienamen met een prefix (partikel) worden behandeld als samengestelde namen. Er wordt geen inversie toegepast zoals dat in vele andere authority bestanden (incl. Library of Congress!) wel het geval is. Alle delen van den achternamen worden opgenomen in $$a, gescheiden door een spatie of door een apostrof/afkappingsteken.

Voorbeelden:
• 100 1_ $$a Van den Bossche, Marcel
• 100 1_ $$a de Coubertin, Pierre
• 100 1_ $$a 't Hart, Maarten
• 100 1_ $$a O'Malley, Earnán
• 100 1_ $$a t'Serstevens, Hubertus

Familienaam zonder voornaam noch initiaal van de voornaam

De familienaam komt in $$a.

Voorbeeld:
• 100 1_ $$a Delmotte

Familienaam enkel gekend onder de initialen

De initialen van de familienaam komen in $$a. Eventuele voornamen of de initialen volgen na komma spatie. Als niet duidelijk is wat familienaam is en wat voornaam, dan voer je de naam in zoals hij op de publicatie voorkomt. Let dan wel op de eerste indicator.

Voorbeelden:
• 100 1_ $$a de B., J.
• 100 1_ $$a N., Felix
• 100 0_ $$a Louise B.B.

Familienamen met predikaten, achtervoegsels en dergelijke

Predikaten, titels, graden en dergelijke worden in de regel niet opgenomen. Uitzonderingen hierop zijn: titels van vorsten of prinsen en afkortingen van de orde van kloosterlingen. Dergelijke informatie kan ook opgenomen als bijkomend element om verschillende personen te onderscheiden, vooral dan bij homoniemen of auteurs waar enkel de familienaam van gekend is.

Indien opgenomen worden deze aanduidingen in $$c geplaatst. Ook achtervoegsels om generaties te onderscheiden worden in $$c geplaatst. Dit geldt ook voor, vaak Amerikaanse, namen die een rangtelwoord als generatie-aanduiding hebben.

Voorbeelden:
• 100 1_ $$a Dekkers, Eligius $$c O.S.B.
• 100 1_ $$a Erskine $$c generaal
• 100 1_ $$a Buskes, J.J. $$c jr.
• 100 1_ $$a Cato, Marcus Porcius $$c maior
• 100 1_ $$a Wainwright, Loudon $$c III

Gemeenschappelijke familienaam met collectieve aanduiding

Wanneer twee of meer auteurs gezamenlijk publiceren onder de gemeenschappelijke familienaam, voorafgegaan of gevolgd door een collectieve aanduiding, dan worden afzonderlijke authority records aangemaakt voor de individuele personen. In die authority records wordt de collectieve naam als 400-verwijzingsterm opgenomen. In elk van de authority records worden ook 500-tags opgenomen die verwijzen naar de andere authority records.

Voorbeeld:
• De gebroeders Grimm worden beschreven in twee authority records met 100 1_ $$a Grimm, Jacob resp. 100 1_ $$a Grimm, Wilhelm, elk met een tag 400 1_ $$a Grimm $$c brothers en een 500-tag met onderlinge verwijzing tussen de twee authority records.

Toevoegingen aan familienamen

Ook hier worden de subvelden $$d en $$g (in het Engels) gebruikt om bijkomende informatie op te nemen over de persoon zodat authority records van personen met gelijkende of gelijke namen sneller onderscheiden kunnen worden.

Bijzondere naamtypes

Adellijke namen

Bij adellijke personen wordt het de hoofdvorm van het authority record zo volledig mogelijk gemaakt, m.a.w :

  • in $$a komt de volledige familienaam, voornamen [Wikipedia, zo veel mogelijk in de taal van het land waaruit de persoon afkomstig is, kan hier als bron genomen worden]
  • in $$c komt de titel (in de oorspronkelijke taal), eventueel aangevuld met de domeinnaam en/of dynastiek rangnummer
  • in $$d komen de levensdata

Mogelijke variante vormen kunnen opgenomen worden in afzonderlijke tags 400.

Voorbeeld:
• de Voyer de Paulmy d'Argenson, Antoine René $$c 3e marquis d'Argenson $$d 1652-1721
 

Bij vrouwelijke adellijke personen wordt de meisjesnaam als hoofdvorm genomen, eveneens zo volledig mogelijk. Haar gehuwde naam kan in een tag 400 worden opgenomen.

Voorbeeld:
• 100 1_ $$a de Broglie, Louise $$c comtesse d'Haussonville $$d 1818-1882
• 400 1_ $$a d’Haussonville, Louise $$c comtesse $$d 1818-1882

Niet-geïdentificeerde auteursaanduidingen

1. Auteursaanduidingen die geen persoonsnaam zijn en die niet kunnen geïdentificeerd worden met een bepaalde persoon, worden opgenomen in afzonderlijke authority records. Wanneer een auteursaanduiding wel met een bepaalde persoon kan vereenzelvigd worden, wordt deze aanduiding als verwijzingsterm in het authority record van die persoon opgenomen.

Voorbeelden:
• 100 0_ $$a un pere recollet de la province de Flandre
• 400 0_ $$a un patriote als verwijzingsterm in authority record van 100 1_ $$a Van den Elsken, Joannes Josephus

2. Wanneer een auteursnaam verborgen wordt met schuilletters, schuiltekens of een schuilspreuk, wordt een afzonderlijk authority record aangemaakt indien deze schuilvorm niet met een persoon kan geïdentificeerd worden. Is dit wel het geval, dan wordt de schuilvorm een verwijzingsterm.

Voorbeelden:
• 100 0_ $$a M***
• 400 1_ $$a de C*, J.B als verwijzingsterm in authority record van 100 1_ $$a de Coutances, Jean-Baptiste

Pseudoniemen

De basisregel is dat de naam waaronder een auteur het meest gekend is, als hoofdvorm in een authority record wordt opgenomen.

1. Voor een auteur die enkel onder 1 pseudoniem publiceert, wordt het pseudoniem de hoofdvorm. De echte naam van de auteur (waaronder hij/zij dus niet publiceert) wordt opgenomen in tag 400.

Voorbeeld:
• 100 1_ $$a Twain, Mark met 400 1_ $$a Clemens, Samuel Langhorne

2. Voor een auteur, die zowel onder zijn/haar pseudoniem als zijn/haar eigen naam publiceert, worden twee authority records gemaakt. In een eerste authority record wordt het pseudoniem als hoofdvorm opgenomen en de eigen naam als verwijzingsterm in tag 500. Het tweede authority record heeft de eigen naam als hoofdvorm en het pseudoniem als verwijzingsterm in tag 500. Beide vormen zijn dus hoofdvorm en kunnen dan ook aan bibliografische records worden toegewezen. De keuze hangt vanzelfsprekend af van de naamsvorm die op de publicatie is gebruikt.

Voorbeeld:

• 100 1_ $$a Galbraith, Robert met 500 1_ $$a Rowling, J.K.
• 100 1_ $$a Rowling, J.K. met 500 1_ $$a Galbraith, Robert

3. Voor auteurs, die onder meer dan 2 namen (pseudoniemen en/of eigen naam) publiceren, worden ook meerdere authority records aangemaakt. De echte naam van de auteur wordt hoofdvorm van het eerste authority record. In afzonderlijke tags 500 worden alle (nodige) pseudoniemen opgenomen. Ook hier geldt : voor elke tag 500 wordt een authority record aangemaakt met dat pseudoniem als hoofdvorm. Dat pseudoniem is dus, net als de echte naam van de auteur een hoofdvorm en kan aan bibliografische records worden toegewezen, alweer afhankelijk van de naamsvorm waaronder de publicatie is verschenen. In tag 500 van de pseudoniemen-authority records, wordt echter enkel verwezen naar de echte naam van de auteur en niet naar de andere pseudoniemen. Dat kan wel in tag 678, waar eventueel ook pseudoniemen kunnen worden opgenomen, waarvan er geen publicaties in de catalogus zitten.

Voorbeeld:
• 100 1_ $$a Claus, Hugo met 500 1_ $$a van Male, Dorothea én 500 1_ $$a van Astene, Hugo C. én 500 1_$$a Ghekiere, Anatole
• 100 1_ $$a van Astene, Hugo C. met 500 1_$$a Claus, Hugo

Meer uitleg i.v.m het pseudoniem kan opgenomen worden in tag 678 maar wordt in geen geval opgenomen in $$g van tag 100 of 500.

Voorbeelden:
• 100 0_ $$a Cultor Veritatis met 678 $$a unidentified pseudonym
• 100 1_ $$a Claus, Hugo met 678 $$a Hugo Claus was een Vlaams dichter, schrijver, kunstschilder en filmmaker. Hij publiceerde ook onder de pseudoniemen "Dorothea van Male", "Hugo C. van Astene" en "Anatole Ghekiere". Andere pseudoniemen zijn "Jan Hyoens" en "Thea Streiner" (202108)
• 100 1_ $$a van Astene, Hugo C. met 678 $$a Hugo C. van Astene was één van de pseudoniemen van de Vlaams dichter, schrijver, kunstschilder en filmmaker Hugo Claus. Hij publiceerde ook onder de pseudoniemen "Dorothea van Male"  en “Anatole Ghekiere” (202108)

Engelse en Amerikaanse namen

Deze zijn doorgaans slechts in schijn dubbele familienamen. Het eerste gedeelte van een dergelijke naam gaat niet als familienaam over van vader op zoon en is daarom niet tot de familienaam te rekenen. Vanzelfsprekend verbetert een verwijzingsterm met de 'foute' volgorde wel de opzoekbaarheid.

Voorbeelden:
• 100 1_ $$a Maugham, William Somerset met 400 1_ $$a Somerset Maugham, William
• 100 1_ $$a Smith, Edward, S.

Spaanse en Portugese namen

1. Spaanse en Portugese achternamen bestaan vaak uit twee delen afkomstig uit het eerste deel van de achternamen van resp. vader en moeder. Deze delen zijn soms verbonden door 'y'.

Voorbeelden:

• 100 1_ $$a Menéndez Pidal, Gonzalo
• 100 1_ $$a Ortega y Gasset, José

2. Bij Portugese samengestelde namen echter is in vele gevallen de familienaam van de moeder het eerste deel van de achternaam, gevolgd door de familienaam van de vader. Die laatste wordt dan vooraan geplaatst terwijl de familienaam van de moeder na de voornaam volgt.

Voorbeeld:
• 100 1_ $$a Martins de Carvalho, Joaquin Pedro Oliveira

3. Spaanse en Portugese namen die beginnen met een prefix (de, da, do, dos, das, d') volgen de algemene regel. Het prefix komt dus vooraan in de hoofdvorm.

Voorbeelden:
• 100 _1 $$a De Avila y Zuñiga, Luis Enrique
• 100 _1 $$a Da Fonseca, Martinho Augusto

Griekse en Latijnse namen

1. Griekse en Latijnse namen met ae/oe of e: bij namen van klassieke oorsprong die zowel met ae of oe als e kunnen worden geschreven, wordt als hoofdvorm de vorm met ae of oe genomen.

Voorbeelden:
• 100 0_ $$a Aesopus met 400 0_ $$a Esopus
• 100 0_ $$a Oecumenius met 400 0_ $$a Ecumenius

2. Namen met i, j, u en v: in de hoofdvorm van een Latijnse naam worden i en u als j en v geschreven wanneer ze medeklinkers zijn en als i en u wanneer ze klinkers zijn. De variant wordt opgenomen als verwijzingsterm.

Voorbeeld:
• 100 1_ $$a Caesar, Caius Julius met 400 1_ $$a Caesar, Caius Iulius

3. Klassieke Griekse auteurs en Byzantijnse auteurs: als hoofdvorm wordt voor deze auteurs de Latijnse vorm opgenomen. De Griekse variant wordt een verwijzingsterm.

Voorbeelden:
• 100 0_ $$a Homerus met 400 0_ $$a Homeros
• 100 0_ $$a Plato met 400 0_ $$a Platoon

4. Klassieke Latijnse auteurs: de namen van klassieke Latijnse auteurs worden opgenomen in hun oorspronkelijke Latijnse vorm, tenzij een andere vorm meer bekend is. Het naamdeel waaronder de auteur het meest bekend is, wordt voorop geplaatst in de hoofdvorm. Andere schikkingen kunnen eventueel als verwijzingsterm de opzoekbaarheid verbeteren.

Voorbeelden:
• 100 1_ $$a Horatius Flaccus, Quintus
• 100 1_ $$a Vergilius Maro, Publius
• 100 1_ $$a Cicero, Marcus Tullius

5. Verlatijnste en vergriekste namen: de verlatijnste of vergriekste naam wordt als hoofdvorm gekozen wanneer de oorspronkelijke naam (bv. Nederlands of Frans) onbekend of minder bekend is. Deze wordt dan een verwijzingsterm. Vooral voor heel wat humanistische auteurs is dit het geval.

Voorbeelden:
• 100 1_ $$a Baius, Michael met 400 1_ $$a De Bay, Michel
• 100 1_ $$a Molanus, Joannes met 400 1_ $$a Vermeulen, Jan

Hongaarse namen

1. In Hongaarse publicaties staat de familienaam voor de voornaam. Deze mogen dus niet omgekeerd worden om er een hoofdvorm van te maken. Een aantal namen zoals Lajos, Miklós, Sándor, Zoltán kunnen zowel familienaam als voornaam zijn.

Voorbeelden:
• Biró Jozsef op publicatie wordt 100 1_ $$a Biró, Jozsef

Het laatste naamdeel kan een suffix hebben. Zo betekent het suffix -né bij de naam van een man 'vrouw van'. Raadpleeg een specialist of consulteer internationale authority bestanden om de juiste hoofdvorm te bepalen.

Tsjechische en Slovaakse namen

Op de titelpagina van een Tsjechische of Slovaakse publicatie worden de namen van de auteurs meestal in de nominatief aangetroffen maar ze kunnen ook in de genitief staan. Ook voor deze auteurs en hun authority records raadpleeg je best een specialist of externe authority bestanden.

Middeleeuwse en Renaissancenamen

1. Van Middeleeuwse auteurs wordt in de regel de voornaam als eerste deel opgenomen, in de Latijnse vorm, tenzij de naam van de auteur in zijn of haar landstaal beter bekend is. Toenamen die samen met de voornaam de gehele naam uitmaken, komen in dezelfde taal als de voornaam. Andere mogelijke vormen worden verwijzingstermen.

• 100 0_ $$a Thomas a Kempis met 400 0_ $$a Thomas von Kempen
• 100 0_ $$a Ramon Llull met 400 0_ $$a Raimundus Lullius
• 100 0_ $$a Christine de Pisan

2. Bij Renaissancenamen wordt bij voorkeur de achternaam of de toenaam hoofdvorm tenzij de voornaam meer bekend is. Opnieuw kunnen andere schikkingen ingevoerd worden als verwijzingstermen.

Voorbeeld:
• 100 1_ $$a Erasmus Roterodamus, Desiderius

Namen van kloosterlingen

1. Bij namen van reguliere geestelijken wordt de afkorting van de orde ingevoerd in $$c. Deze afkorting wordt ingevoerd met hoofdletters en punten tussen de letters maar zonder spaties. Klik hierna voor een lijst van afkortingen van vaak voorkomende ordes en congregaties.

Voorbeeld:
• 100 1_ $$a Suarez, Michael $$c S.J.

2. Wanneer de geestelijke zijn gewone familienaam behoudt, geldt de algemene regel 'familienaam, voornaam'

Voorbeeld:
• 100 1_ $$a Schillebeeckx, Edward $$c O.P.

3. Binnen bepaalde ordes is het gebruikelijker om systematisch de kloosternaam te gebruiken. Dit is meestal een voornaam, al dan niet met een toevoeging. In de hoofdvorm blijft dan de voornaam vooraan. Zijn of haar wereldlijke naam kan als verwijzingsterm worden opgenomen.

Voorbeelden:
• 100 0_ $$a Juan de la Cruz $$c O.C.D. met 400 1_ $$a De Yepes, Juan
• 100 0_ $$a Agostino da Montefeltro $$c O.F.M.

Namen van pausen

Bij namen van pausen wordt de Latijnse vorm als hoofdvorm opgenomen, gevolgd door het rangtelwoord in Romeinse cijfers in $$b. De wereldlijke naam of andere namen worden als verwijzingsterm opgenomen.

Voorbeelden:
• 100 0_ $$a Gregorius $$b I met 400 0_ $$a Gregorius Magnus
• 100 0_ $$a Benedictus $$b XVI met 400 1_ $$a Ratzinger, Joseph

Namen van bisschoppen en kardinalen

De naam waaronder de meeste publicaties zijn verschenen, wordt opgenomen als hoofdvorm.

Voorbeelden:
• 100 0_ $$a Joannes Ephesinus
• 100 1_ $$a Danneels, Godfried

Namen van heiligen en zaligen

Deze namen worden ingevoerd in de Latijnse vorm, meestal beginnend met de voornaam. Is de heilige of zalige beter bekend onder zijn of haar familienaam, dan wordt deze vooraan geplaatst. Bij herhaling: andere schikkingen kunnen als verwijzingsterm helpen om de opzoekbaarheid te verbeteren.

Voorbeeld:
• 100 0_ $$a Franciscus Assisiensis
• 100 0_ $$a Thomas Aquinas
• 100 1_ $$a Canisius, Petrus

Patroniemen

Patroniemen worden als een familienaam beschouwd. Opgelet: bepaalde Latijnse namen in de genitiefvorm zijn ook patroniemen. In dat geval mogen ze bij omzetting van de genitiefvorm van de naam op de titelbladzijde niet omgezet worden naar de nominatief in de hoofdvorm van het authority record.

Voorbeelden:
• 100 1_ $$a Adriaensz, Adriaen
• 100 1_ $$a Antonii, Jacobus

Vorsten, prinsen en dergelijke

Vorsten, prinsen en hoge edellieden zijn meestal gekend onder hun voornaam of voornamen. Deze worden ingevoerd in $$a en de hoofdvorm wordt ingevoerd met zoveel mogelijk informatie in de subvelden $$b (rangnummer), $$c (titulatuur), $$d (biografische data) en $$g (eventueel bijkomende informatie, in het Engels).

Voorbeeld:
• 100 0_ $$a Charles $$b V $$c Holy Roman Emperor $$d 1500-1558

Vrouwelijke auteurs

1. Hier geldt het basisprincipe dat als hoofdvorm gekozen wordt voor de meisjesnaam. In verwijzingstermen wordt de gehuwde (samengestelde) naam opgenomen, indien nodig/nuttig voor de opzoekbaarheid.

Voorbeeld:
• 100 1_ $$a Saerens, Cecilia met 400 1 $$a Melaerts-Saerens, Cecilia

2. Is een vrouwelijke auteur het meest (of enkel) bekend onder de familienaam van haar man of haar gehuwde naam, dan wordt deze naam de hoofdvorm. Verwijzingstermen lossen het probleem van opzoekbaarheid op. 

Voorbeeld:
• 100 1_ $$a Roland Holst-van der Schalk, Henriëtte met 400 1 $$a Roland Holst, Henriëtte en 400 1 $$ Van der Schalk, Henriëtte

3. Is een vrouwelijke auteur het meest (of enkel) bekend onder de volledige naam van haar man, dan wordt de naam van de man opgenomen in $$a en volgt in $$c een aanduiding zoals 'mevrouw', 'madame', of 'Mrs.'

Voorbeeld:

• 100 1_ $$a Hutton, Edward F. $$c Mrs.

Colofon

Laatst gewijzigd op 20.08.2021